Translate

Gast Blog: Ode aan de ambulancechauffeur


Voor haar opleiding tot ambulanceverpleegkundige heeft één van onze medewerkers een ode aan de ambulancechauffeur geschreven: 

 TE LEUK OM NIET TE DELEN! Let’s do some magic…

 Sinds ik op de ambulance werk zijn de verjaardagen en visites ineens anders dan een paar maanden geleden. Toen ik nog op de CCU werkte wisten ze wel dat ik zo nu en dan eens flink aan de bak moest om een leven te redden. 

Nu denken mensen echter dat ik de hele dag mensen van het asfalt aan schrapen ben of dat ik van de ene spoedrit naar de andere rij. En soms, heel af toe is er dan iemand die dan zegt: “Ja, zo’n ambulancechauffeur zou ik ook wel eens willen zijn! Beetje hard door een rood stoplicht scheuren en je mag ook nog eens langs een file rijden. 

Hoe moeilijk kan dat zijn? Ja, dat lijkt me wel wat”. En dan is mijn opmerking: “Oh ja joh?! Je hebt echt geen idee hè?”. En dan vertel ik waarom en hoe ik nou op die gele bus terecht ben gekomen. Tijdens mijn sollicitatie vroegen ze mij waarom ik nou zo graag op die ambulance wilde. 

Nou…eigenlijk wilde ik dat vroeger helemaal niet. Ik was, zo zei ik zelf, een CCU-pleeg in hart en nieren. Maar wat is er dan gebeurd dat ik ineens wilde…? Tja, ik ging een dienst mee met een goede vriend van mij. Gewoon, voor de gezelligheid. Het was februari en er lag nog sneeuw in Kampen. Buiten was het koud, maar het was rustig dus we zaten warm en gezellig op de post. We zaten er met 2 ambulanceteams. 

De anderen waren net terug op de post en mochten bijna naar huis. Maar de pager ging…snel naar de ambulance, en ik mocht voorin! Het ging om een reanimatie! Die had ik wel vaker gezien op de hartbewaking, dus dat kon ik hebben. Maar toen gingen we rijden… Het blauw-blauw en de sirenes gingen aan, en we gingen hard! Heel hard! Door de mobilofoon horen we de collega’s die net nog op de post zaten. 

Ze zijn met ons mee gekomen als tweede ambulance. Wij doen de A en B, en zij doen de C en D. ABCD? Daar werkten wij nog niet mee op de CCU. De ambulance reed, voor mijn gevoel, vreselijk hard over de schoongeveegde wegen van Kampen. Auto’s gaan niet zo snel aan de kant als ik zou willen en ik merk dat ik in de hendel van de deur knijp en op een rem trap die er niet is. 

Een kruising…rode stoplichten…oh nee, wij mogen door…we moeten naar links…ik kijk naar rechts of de weg vrij is, maar we gaan de bocht al om! Geschrokken vraag ik of hij wel had gezien dat daar nog een auto was. Ja hoor, maar die was al aan het afremmen en aan de overkant stond iedereen stil dus we konden door. Aan het afremmen? 

Auto’s aan de overkant? Ik had alleen die auto nog maar ‘gezien’ en hij had al gezien dat die aan het afremmen was. Dat moest ik even verwerken. Bij de reanimatie aangekomen werden de benodigde spullen mee naar binnen genomen en mijn vriend ging bij het hoofd van de patiënt zitten. Voordat ik er erg in had riep hij dat de stembanden ‘à vue’ waren en kreeg hij een tube aangereikt om deze vervolgens in de keel van de patiënt te laten verdwijnen. 

Ik wist met al mijn CCU-kennis niet eens wat hij bedoelde met à vue en de chauffeur had alle spullen al klaar liggen zonder dat er maar om gevraagd hoefde te worden. Ik viel van de ene verbazing in de ander. De andere ambulance was inmiddels ook binnen en zij stortten zich direct op een been om daar een botnaald in te brengen. 

Die had ik zelf ook al eens ingebracht, maar er was toen niemand geweest die de botboor in gereedheid bracht terwijl ik de plaats probeerde te bepalen. Er werd niet heel veel gezegd tijdens deze reanimatie, maar het liep als trein. De verpleegkundigen hadden beiden een duidelijk taakgebied en de chauffeurs gaven de spullen aan zonder dat daar om gevraagd hoefde te worden. 

Hoe kon dat toch? De reanimaties die ik in het ziekenhuis mee maakte waren altijd chaotisch en druk. Heel druk. De kamer stond altijd vol mensen en er zijn altijd een paar baasjes. Hier waren maar vier mensen! Vier! Maar wel vier mensen die, blijkbaar, waanzinnig goed op elkaar ingespeeld zijn. Zonder veel te hoeven zeggen weet de een wat de ander wil en wat ze gaan doen. De samenwerking tussen de verpleegkundige en de chauffeur is bijna magisch. 

En dat, die magie, dat wilde ik ook! Maar hoe ga ik dat voor elkaar krijgen met een chauffeur die het vooral heel lekker vindt om door een rood stoplicht te scheuren omdat hij dat bij zijn vorige baan als rolstoeltaxi-chauffeur niet mocht doen? Gaat hij begrijpen wat ik bedoel als ik zeg dat ik een tensie en een ECG wil? En om over een venflon en Tranexaminezuur nog maar te zwijgen… 

Ik zie me zelf al zitten naast een patiënt… “Wil jij de tensie meten dan prik een venflon. De watte? De tensie! En ik wil ook een ECG en een venflon! Euh…hier heb je de koffer, ik ga checken of ik de ambulance wel op slot heb gedaan”. En weg is de magie! 

 Ik wil een soort Hans Klok die de spullen uit de koffer tovert nog voordat ik de woorden heb kunnen zeggen omdat hij een telepathische kracht bezit en dus mijn gedachten kan lezen…zo één die ECG-plakkers met een zwiep van zijn cape al op de borst heeft gedaan in het eventjes dat ik me omdraaide…en, terwijl zijn blonde haren wapperen in een wind die alleen om zijn hoofd heen lijkt te waaien, uit zijn mouw een infuuszak met systeem tevoorschijn haalt. 

En dan, als het tijd is om te gaan, gooit hij zijn cape over de patiënt en als hij die een seconde later weg haalt is deze verdwenen om vervolgens weer te verschijnen in de ambulance! Aangesloten en wel!! Applaus, gejuich, staande ovatie, whoehoe!! Tja, een Hans Klok ga ik niet krijgen, maar ik zal mijn werk wel doen met ‘the-best-next-thing’, een gespecialiseerde ambulancechauffeur die samen met mij wonderen gaat proberen te verrichten en samen zullen we proberen de dood te slim af te zijn. 

Soms zullen we winnen, soms zullen we ons gewonnen moeten geven met de troostende gedachten dat we er samen alles aan hebben gedaan. 

En heel soms, als hij denkt dat niemand kijkt, zie ik hem heel hard ronddraaien en heeft hij ineens zijn gewone kleren aan. 

LET THE MAGIC BEGIN!

Geen opmerkingen